Logo  
  | home   authors | new | about | newsfeed | print |  
volume 6
januari 2004

"Gewoon lol, ze hadden er gewoon lol in"

 





  In gesprek met Ulf D. Posé over zijn radioloopbaan
door Martin van der Ven
Previous
  Onder de naam "Pascal Posé" maakte Ulf D. Posé deel uit van het deejayteam van het mislukte zeezender project "Radio Nordsee," dat eind 1968 van start zou gaan vanaf het voormalige Radio London zendschip Galaxy vanaf een positie in de Duitse Bocht. Vervolgens werkte hij onder de naam "Hannibal" bij zeezender RNI vanaf het zendschip MEBO II in internationale wateren voor de kust van Nederland en ook nog een tijdlang voor de Britse kust. Tot 1980 was hij aansluitend als "Ullrich" drie en een half jaar in dienst van Radio Luxembourg en daarna, ditmaal onder zijn eigen naam, liefst zeven jaar van de WDR. Meer dan twee decennia lang werkt de uit München Gladbach afkomstige Posé nu als trainer op het gebied van Management en Verkoop. Op de Radiodag in Erkrath in september 2003 voerde Martin van der Ven een lang gesprek met de man die achter al die namen schuilgaat, over zijn lange radioloopbaan.
 
1 Links: Ulf Posé (2003)

Van der Ven: In 1968, inmiddels dus 36 jaar geleden, viel in een tijdschrift de volgende omschrijving te lezen: "Pascal Posé, 21 jaar, geen kind, te lui voor een diploma, schlager-zanger en tiener-deejay. Converseert probleemloos met jonge dames over onderwerpen als sieraden, mode, zakgeld, huiswerk, afwassen en de nodige andere problemen." Dat was jij dus. Het artikel ging verder over het zeezenderproject Radio Nordsee, dat vanaf een schip in de Duitse Bocht uitzendingen zou gaan verzorgen. Hoe raakte je daarbij betrokken?

Posé: Ik werkte toen als deejay Pascal Posé in discotheken en ik was lid van de DDO, de Deutschen Diskjockey Organisation. Het reclamebureau "Gloria International" uit St. Gallen in Zwitserland, dat eigendom was van Norbert A. Gschwend en als bedrijfsleider César W. Lüthy had, benaderde de DDO met de vraag om deejays voor hun project te leveren. De man achter de DDO, Klaus Quirini, heeft vervolgens zijn leden benaderd en iedereen die zin in het project had kon solliciteren. Van de 600 tot 800 aangesloten deejays hebben zich tussen de 100 en 150 aangemeld voor een job. Naast Quirini zelf werden er slechts vijf aangenomen. En een van die vijf was ik.

Audioclip: De eerste testuitzending van Radio Nordsee met Horst Reiner
  Van der Ven: Het was een nieuw project op een oud zendschip ...
  Posé: Ja, het ging om de MV Galaxy, het voormalige schip van Big L, Radio London, die door twee Zwitsers was aangekocht. Ze wilden het schip op de Howaldt Werf laten uitrusten om vervolgens vanaf de Noordzee te gaan uitzenden. Ergens midden 1968 werden we uitgenodigd om naar Hamburg te komen voor het bijwonen van een persconferentie. Eerst zouden we er met de trein heen, maar al vrij spoedig bleek dat de interesse van de pers erg groot was. Daarom besloot Gschwend dat we allemaal eerst naar Düsseldorf zouden gaan en dan vervolgens per vliegtuig naar Hamburg zouden afreizen. Het zou er allemaal veel mooier uitzien als iedereen de vliegtuigtrap af kwam. Er waren rond de 150 tot 200 journalisten op het vliegveld aanwezig en wij waren eigenlijk allemaal nog jong en onbedorven. We hadden geen van allen ooit contact gehad met de pers. Omroepers, in de zin van het woord, waren we eigenlijk ook geen van allen; we waren deejays die in discotheken werkten. Daar past wel de kanttekening bij, dat deejays destijds anders in discotheken werken als tegenwoordig. We waren meer het type van de pratende deejay die vooral voor de gezelligheid zorgt met een vlotte babbel en de nodige grappen. Wel, we kwamen in Hamburg aan en de hele pers viel over ons heen.
2 Rechts: Ulf Posé en Martin van der Ven tijdens de Radiodag in Erkrath (september 2003)

Van der Ven: Radio London dat voorheen vanaf het schip haar programma's verzorgde, was een uiterst populair station. Het had trok in de jaren zestig de meeste luisteraars in Engeland. Was er op het schip nog iets terug te vinden van dat verleden?

Posé: En hoe! Toen we aan boord kwamen waren de zenderkamer en de studio's nog compleet functioneel. De draaitafels waren gewoon te gebruiken. Het schip lag ook nog eens vol met programmabanden en jingles. De jinglemachines en de daarbij behorende cartridges kennen jullie allemaal wel. Het schip zat vol met de sporen van de Radio London deejays. Als Duitse deejays, zonder ervaring met de zeezenders, hebben we overlegd wat we er allemaal mee moesten. Klaus Quirini zei toen dat we eerst maar eens schoon schip moesten maken. We hebben vervolgens alle banden en cartridges schoongeveegd. Dat we dat deden is achteraf volstrekt onbegrijpelijk, maar toen hadden we de banden en cartridges hard nodig. We moesten immers ons eigen materiaal voorbereiden. We hadden de banden voor onze eigen jingles nodig. We bleven zo'n vier tot vijf week aan boord.

Audioclip: Hannibal presenteert zijn programma op RNI
  Veel langer heeft het avontuur destijds niet geduurd. De staatswerf Howaldt heeft het schip niet naar wens uitgerust of in ieder geval de werkzaamheden danig vertraagd. Door de enorme aandacht die de pers aan het project gaf, vond de regering van het toenmalige West-Duitsland het noodzakelijk om een anti-piratenwet door te voeren. Het was natuurlijk ook niet goed geweest als een staatswerf betrokken zou zijn geweest bij de uitrusting van een zeezender, die aansluitend door de invoering van een wet weer verboden zou worden. Daarom werd het project stil gelegd. Gschwend en Lüthy kenden oerigens twee technici uit Zürich, Edwin Bollier en Erwin Meister. Deze twee zouden de technische uitrusting overnemen en daarmee ook de zenders. Beiden waren al een keer in Hamburg geweest, waar we kennis met ze maakten. Na vijf tot zes weken werd ons verteld dat we weer naar huis konden gaan. Dat hebben we toen dan ook maar gedaan.
3 Links: Norbert A. Gschwend

Van der Ven: Denk je dat het project zonder die enorme mediabelangstelling wel een kans van slagen had gehad?

Posé: Zoals ik er nu over denk, is het betrekken van de media bij het geheel een enorme strategische fout geweest. Terugkijkend was het beter geweest als de beide heren van de organisatie helemaal niets naar buiten hadden laten komen. Voor ons was het ook veel te vroeg om aan boord te gaan. Het schip was nog helemaal niet klaar om te gaan uitzenden. De nodige uitrusting moest nog worden aangebracht en ook de motoren waren nog niet draaiende te krijgen. Slechts delen van de zendapparatuur waren al aanwezig. De studio's waren echter perfect in orde en ook de cabines voor de bemanning waren gereed. Maar voor de rest was het nog lang niet klaar. Als ik Gschwendt of Lüthys was geweest, had ik eerst het hele schip geruisloos door de Howaldt-werf laten uitrusten. Dan had niemand er ooit iets van vernomen. Men had dan geen idee gehad waar het schip voor bestemd zou zijn geweest. Vervolgens, na het gereedkomen van het schip, was ik met de Galaxy uitgevaren naar de Noordzee. Pas daarna had ik de deejays aan boord laten komen. Pas vanaf dat moment had ik een persconferentie belegd om de plannen bloot te geven. Dan was het waarschijnlijk wel tot een Radio Nordsee gekomen met zes Duitstalige deejays. De werkelijkheid was helaas anders.

4 Van der Ven: Vervolgens kwam er wel een tweede "Radio Nordsee" dat begin 1970 van start ging. Hoe ben jij daarbij betrokken geraakt?
  Posé: Nadat het project op de Galaxy was mislukt, ben ik eerst weer in discotheken gaan werken. Ik ben niet teruggegaan naar München Gladbach, maar heb in verschillende plaatsen gewerkt. Met de enorme golf aan publiciteit die we hadden gehad, kregen we de wind in de rug en dus meer reputatie toegemeten. Gevolg was dat we beter werden betaald, wat natuurlijk helemaal niet slecht was. Daarna ging ik in Zwitserland werken. Om precies te zijn in Zürich in de discotheek "Playground." Er was een duidelijk verschil tussen de discotheken in Duitsland en Zwitserland. Er werd namelijk helemaal niet gedanst in Zwitserland en bovendien gingen de zaken om twaalf uur dicht. Er was in het land dus geen echt nachtleven, zoals wij het kennen. In de "Playground" werd ik aangekondigd als zeezenderdeejay. In dezelfde plaats hadden Meister en Bollier zelf ook een club met de naam "High-Life-Club." Het was een zo'n privé-club waar je lid van moest zijn om binnen te mogen.
Audioclip: Hannibal presenteert zijn programma op RNI
  Rechts: De MV Galaxy

Meister en Bollier hadden blijkbaar iets over me gehoord, want ze belden mij op een bepaalde dag bij mijn werkgever op met de vraag of ik niet eens een keer bij hun in de club wilde komen draaien. De toenmalige deejays in hun club legden alleen maar platen op de draaitafel maar deden daar qua presentatie niets omheen. Ze zeiden me over de telefoon ook dat ze nog iets van plan waren en dus ben ik die avond maar naar ze toegegaan. Ik was op dat moment 22 jaar en op die avond hebben ze me verteld dat ze van plan waren een zeezender te beginnen op de Noordzee en derhalve op zoek waren naar deejays. Ze vroegen me openlijk of ik geen zin had met ze mee te doen. Vier weken later besloot ik bij mijn werkgever in de "Playground" er de brui aan te geven en vervolgens heb ik in de club van Meister en Bollier overdag — 's avond was het niet mogelijk omdat de club gewoon was geopend — banden opgenomen voor het nieuwe station. De te gebruiken frequenties waren toen al bekend en ze hadden deze banden gewoon nodig voor de testuitzendingen die waren gepland. Zo heb ik vervolgens tal van recordertapes volgespeeld met de programma's die voor de nieuwe zender nodig waren. Deze banden werden later ook daadwerkelijk gebruikt tijdens de testuitzendingen om het project langzaam op gang te brengen. De testen liepen, zo ver ik me herinner, zo'n zes weken voordat ik daadwerkelijk aan boord van het zendschip kwam.

5 Van der Ven: De eerste testuitzendingen staan me nog erg goed bij. Ook dit project werd in de Duitse media weer uitgebreid belicht. Zo viel in een van de kranten te lezen dat Radio Nordsee eindelijk van start zou gaan. Natuurlijk heb ik zo snel mogelijk de kortegolf-frequentie opgezicht en het station dan ook vrij snel gevonden. Op 23 januari 1970 begonnen de eerste testen op de FM en de kortegolf. Op 11 februari kwam daar vervolgens nog de middengolf bij. Als eerste deejay heb ikzelf Hannibal gehoord, toen nog enigszins overdreven schreeuwerig. Er waren nog andere collega's die vooraf programma's hebben opgenomen: Elke, een vrouw uit Zwitserland en Horst Reiner uit Oostenrijk.
  Posé: Ja, dat klopt. Horst Reiner was ook al bij het eerste Radio Nordsee project betrokken geweest. Edwin Bollier en Erwin Meister hadden natuurlijk deejays nodig en hebben onderling overlegd welke deejays ze al kenden. Daardoor komt het dat er bij hun project ook deejays zaten die al bij het eerste project vanaf de Galaxy waren betrokken. Ik was toevallig al in Zürich en Horst Reiner hebben ze ook gevraagd daar naar toe te komen. Ik denk dat dit eind december 1969 was. Horst Reiner nam vervolgens ook zijn banden op in de Highlife-Club, hetgeen ook voor Elke geldt. Horst Reiner, voor wie de zeezenderwet als Oostenrijker niet van kracht was, is vervolgens als eerste van ons aan boord van de MEBO II gegaan. Rond die tijd, in november en december 1969, zaten Meister en Bollier al in hun eerste financiële crisis, hetgeen duidelijk merkbaar was.
  Links: Ulf Posé in zijn begintijd als diskjockey

Bollier en Meister zijn beiden nogal bijzondere personen, en dat geldt vooral voor Edwin Bollier. Destijds was ik nog jong en ik heb het allemaal nog niet zo meegekregen, maar er zijn zeker wel heel spannende dingen gebeurd in die dagen. Die twee hebben zich, als Zwitserse staatsburgers, voorgedaan als gelegaliseerde zendamateurs — hetgeen hun grote hobby was. Ik heb bij Bollier in Islisberg gewoond. Daar, zo'n dertig tot veertig kilometer buiten de stad, heeft hij een prachtig landhuis. Op het dak stond een mast van wel twintig meter hoog en hij had er een zender waarmee hij verbindingen draaide met amateurs in landen over de gehele wereld. Met zijn vriend Meister heeft hij zijn eerste grote geld verdiend en wel via het leggen en onderhouden van contacten met Sierra Leone, waar men midden in de burgeroorlog zat.

Audioclip: Horst Reiner en Elke
  Erwin Meister was, gedurende de tijd dat ik er werkzaam was, een zeer goede baas. Wanneer iets niet helemaal naar zijn zin was, kon hij echter behoorlijk ruw uit de hoek komen. Op het moment dat hij niet veel geld meer had, zat hij op allerlei zaken vreslijk te bezuinigen. Ik herinner me, dat ik op een bepaald moment met hem in een Volkswagen-busje naar de douane moest om iets op te halen. Ik ben toen tegen een slagboom gereden met als resultaat een deuk in de auto. Meister ontsloeg me op staande voet. Hij voegde daar aan toe dat ik ook geen salaris meer zou krijgen omdat ik een deuk in de auto had veroorzaakt. Ik stond dus op straat en heb drie weken een andere baan in Zürich gehad. Opeens had hij klaarblijkelijk weer geld en toen wilde mij weer in dienst nemen.
  Rechts: De deejays van Radio Nordsee zijn het erover eens: "Radio Nordsee: Wir gehen nicht unter"

Ik heb toen brutaalweg eerst mijn achterstallig salaris opgeëist en dat heb ik ook gekregen. In de tijd daarna ging hij fantastisch met zijn deejays om. We waren telkens twee weken aan boord en vervolgens kregen we twee weken vakantie. Hij heeft destijds alle deejays 1.400 Zwitserse Franken per maand betaald — onvoorstelbaar naar hedendaagse maatstaven. Bovendien hoorde daar vrije kost en inwoning bij en daar hoefden we dan slechts twee weken voor te werken. Echt, het was de hemel op aarde voor ons. De financiele tegemoetkoming viel destijds zeer goed te noemen. Het sanitair aan boord was topklasse en supermodern. De studio's zagen er ook fantastisch uit. Ze konden vergeleken worden met de mooiste radiostudio's. We waren zeer goed uitgerust en Meister en Bollier hadden ook de naam te staan voor goede kwaliteit.

  De herkenningstune van RNI, "The man of Action," gespeeld door het orkest van Les Reed, bestond al. Het was eigenlijk een zeer populaire deun van de DDO, de Deutsche Diskjockey Organisation. Als leden van de DDO hebben we aan Meister en Bollier voorgesteld om het nummer als herkenningsmelodie te gebruiken. Via RNI is het nummer erg populair geworden. Daarop had Les Reed in ieder geval niet gerekend en, voor zover ik kan nagaan, had het nummer anders ook totaal geen rol in de hitlijsten gespeeld.
6 Van der Ven: Ik wil nog even bij de beide Zwitsers blijven. In 1971 gaf Andy Archer een persconferentie en hij vertelde daar dat de MEBO II voor spionagedoeleinden werd gebruikt. Er verschenen ook berichten in de pers dat Meister en Bollier contacten hadden met de Stasi. Veel later haalde Bollier weer de voorpagina van alle kranten als leverancier van een ontstekingsmechanisme van een bom. Het ging om de ontsteking die werd gebruikt bij de aanslag op het vliegtuig boven Lockerbie. Wat voor types waren de Zwitsers eigenlijk en wat bracht hen er toe de zeezender RNI op te zetten?
Audioclip: Hannibal presenteert zijn programma op RNI
  Posé: "Gewoon lol, ze hadden er gewoon lol in. Allebei waren ze zendamateur in hart en nieren. Ze waren in die zin geen ondernemers. Ze hebben gewoon geld weten te verdienen met hun hobby. En, ze waren gewoon helemaal scherp op het maken van radio. Dat vonden ze fantastisch. Door hun contacten met Gschwendt en Lüthy hadden ze voor het eerst kennis gemaakt met het idee van een zeezender. Daarvoor waren ze alleen maar in Zürich en in dat landhuis met radio bezig als zendamateurs. Van het eerdere initiatief van Gschwendt en Lüthy hebben ze geleerd dat met het maken van reclame op een dergelijke zeezender aardig wat geld te verdienen valt.
  Links: Kapitein Wilhelm Buninga en de vijf Nordsee-Diskjockeys: Udo Klein (Neuwied), Dieter Wilken (Essen), Pascal Posé (Mönchengladbach), Roy West (Eschweller) en Horst Reiner (Graz)
7 Van der Ven: Als alles goed gaat, natuurlijk.
  Posé: Ja, dat klopt. Er is ook een lange periode geweest dat ze helemaal niets hebben verdiend. Ik herinner me de eerste reclamespot nog goed. Die was voor Bulavo Watches. Dat was gewoon een nep reclamespot waarvoor ze niet betaald kregen. Het betrof een zeer populair horlogemerk en we hoopten met het voeren van deze spot anderen toch geïnteresseerd te krijgen voor het maken van reclame via ons station en zo de tegenstand tegen radioreclame te doorbreken. De vliegtuigmaatschappij Iberia was onze eerste adverteerder en niet veel later volgde toen Toshiba. De reclamespots hebben we aan boord zelf geproduceerd. Destijds zat er nog geen reclamebureau tussen die de spots kant en klaar aanleverde. We werden geïnformeerd wat er in zo'n spot zeker aan tekst moest komen en hebben het allemaal een beetje opgepept. Op die manier zijn die spots ontstaan. Maar je vraag was eigenlijk wat voor typen die Zwitsers waren. wel, Edwin Bollier was meer de man die altijd de strijd aanging. Een goede vader met lieve kinderen, een fantastische vrouw. Echt een fijne kerel. Zo kwam hij bij mij over. Erwin Meister was meer de introverte persoon. Hij hield zich vaak een beetje meer op afstand en stond nooit op de eerste rij. Daar zorgde Edwin Bollier wel voor. Wat die twee niet allemaal hebben uitgehaald en waarin ze geen handel hebben gedreven ... Daar valt zo wel het een en ander over te vertellen. Ze hebben allereerst handel gedreven met Siërra Leone en daarmee bijzonder veel geld verdiend.
Audioclip: Hannibal presenteert zijn programma op RNI
8 Rechts: Edwin Bollier (links) en Erwin Meister

Posé: Ik heb nog wel een mooi verhaal over die twee. Dat is een typisch verhaal over Edwin Bollier. We lagen met de MEBO II eerst voor de kust van Scheveningen en vervolgens voor Clacton on Sea. De zeezenders konden slechts buiten nationale wateren uitzenden en vielen dus ook niet onder wettelijke regels. Een groot aantal landen hadden een international verdrag ondertekend tegen de zeezenders. Daar hoorde ook Groot Brittannië bij en om die reden waren alle "Britse" zeezenders al verdwenen. In Nederland had men het verdrag nog niet geratificeerd, waardoor men wel voor de Nederlandse kust kon uitzenden. Maar op een bepaald moment lagen we dus voor de kust van Clacton on Sea. We maakten, ofwel via de FM ofwel via de Korte golf — precies weet ik het niet meer — gebruik van een frequentie waarvan we niet wisten dat het ook een zogenaamde noodfrequentie voor de scheepvaart was. De Britse regering reageerde behoorlijk snel en al na een dag of twee kregen we al bezoek van een marineschip. Plotseling werden de kanonnen op ons zendschip gericht en onze kapitein, Jan Harteveld, hoorde via radioverbinding: "Direct de uitzendingen staken, anders wordt er op jullie geschoten." Wat we toen hebben gedaan is radiocontact zoeken met Bollier, die in een hotel in Scheveningen bivakkeerde. Hij zei enkel: "Jullie hebben toch een pistool aan boord, probeer je te verdedigen." We zijn toen maar zo verstandig geweest de zenders eerst uit te doen om van frequentie te veranderen. Maar ja, dat was een typische reactie van Edwin Bollier.

  Dat hij later zaken heeft gedaan met de DDR en met Libië heeft hij ook openlijk toegegeven — dat was vele jaren later, toen ik Radio Noordzee al lang verlaten had. Hun elektronicabedrijf MEBO in Zürich produceerde de timer van het model MST-13 dat bij de Lockerbie-aanslag gebruikt werd. Vijftien prototypen waren er van dat model gemaakt en een daarvan zat in de koffer die het vliegtuig boven Lockerbie in de lucht liet springen. Maar, hij heeft die dingen niet alleen aan Libië geleverd, maar zeker ook aan de DDR. Zeven stuks gingen naar dat land en acht naar Libië, of omgekeerd. Tot op heden is het nooit duidelijk geworden waar die ene nu precies vandaan is gekomen, vanuit de DDR of vanuit Libië. In de Britse media werd dit onderwerp wat omzichtiger behandeld dan in de Duitse. In Engeland gaan ze met het thema "Lockerbie" en de oorzaken van de aanslag veel voorzichtiger om, wat meer neutraler. Bollier heeft over het onderwerp vele interviews gegeven en is naar mijn mening ook nog eens kroongetuige. Hij stond niet in het beklaagdenbankje, maar het verhaal geeft duidelijk aan waartoe die beide Zwitsers in staat waren als het om zakendoen ging.
9 Links: De MV MEBO II

Van der Ven: Even terug naar RNI in het jaar 1970. Destijds waren er Duitstalige programma's tussen half zes en zeven in de ochtenden en van acht tot elf uur in de avond.

Posé: Dat weet ik echt niet meer, dat is zo lang geleden.

Van der Ven: Tussen die uren en in de nacht waren er Engelstalige uitzendingen. De allereerste testuitzendingen vond ik eigenlijk niet zo'n succes. Bovendien waren ze eigenlijk ook niet spannend te noemen. De openingsuitzendingen op 28 februari werd vervolgens live vanaf het zendschip uitgezonden in de presentatie van Roger Twiggy Day en Horst Reiner. Ik was destijds behoorlijk teleurgesteld over de presentatie van Horst Reiner. Je kon rustig stellen dat hij heel onprofessioneel te werk ging. Toen jij dan op een bepaald moment je eerste live-uitzending van boord deed, ging dat allemaal veel beter. We leerden toen ook meteen een compleet andere Hannibal kennen: heel relaxed, ontspannen en dat beviel me allemaal veel beter.

Audioclip: Hannibal presenteert zijn programma op RNI
  Posé: Horst Reiner, en dat moet je maar eens nakijken, was niet alleen een jaar of drie ouder dan ik en eerder werkzaam op de Galaxy en ook nog Oostenrijker. Hij was ook een man van stand. Hij had gewerkt in een discotheek in Krefeld, hoewel je eerder zou kunnen stellen dat het meer ging om een danslokaal. Hij draaide Duitstalige platen en Weense walzen. Hij deed de presentatie op een onvervalste manier en viel zeker in de smaak bij de oudere dames. Dat was de achtergrond van Reiner, daar moet je eerlijk in zijn. Dat was dus zijn wereldje. Het wereldje van mij zat anders in elkaar want ik kwam uit het discothekenwereldje in Mönchengladbach dat veel meer op de jeugd georiënteerd was. Even een voorbeeld, ik werkte in de twee grootste discotheken. De ene was in Kaldenkirchen, de King's Nightclub, waar ik meer dan een jaar werkzaam was. Ook werkte ik in Rheydt in de "Flashlight," dat destijds met een optreden van Manfred Mann werd geopend. Terwijl zij op het toneel speelden, was ik dezelfde avond deejay. Ik draaide geen Duitse platen gedraaid, want wat moest ik met die rotzooi. Maar Reiner was gewoon anders ingesteld. Ik moet wel stellen dat hij naar zijn eigen maatstaven gemeten op RNI een hoogwaardig programma heeft gemaakt. Je moet je altijd afvragen, waar iemand vandaan komt, wat zijn achtergrond is. De mijne was tamelijk ongecompliceerd. Ik was destijds de jongste deejay en als je zag wat er allemaal binnen het deejayteam zat aan grote namen dan was ik maar een kleine jonge deejay van 21 jaar die nog niet droog achter de oren was.
  Rechts: Roger "Twiggy" Day, Andy Archer en Hannibal

Je moet dat natuurlijk plaatsen binnen de toenmalige verhoudingen binnen de radiowereld. Men stond onder druk van staatsrechtelijke instanties die de boel streng onder controle hielden. De toenmalige stations in West-Duitsland brachten bijna geen enkel programma dat jongeren aansprak. Het enige station dat zich nog een beetje om de jeugd gaf, was Südwestfunk — en dan spreken we over het begin van de jaren zeventig. In de eindjaren zestig was er geen enkel station die dat deed. Het enige station dat toen modern genoemd mocht worden en enigszins zijn tijd mee was gegaan, was Radio Luxembourg. Toen kwamen de zeezenders die een meer snelle vorm van radio probeerden te maken, zelfs in de Duitse taal. Tegenwoordig ziet het radiolandschap er natuurlijk geheel anders uit. Bijna elke kleine stad heeft nu een eigen lokaal radiostation en de muziek is ook veel populairder, sneller veranderend en zeer internationaal gericht. In 1969 en 1970 was dat allemaal nog onvoorstelbaar.

Audioclip: RNI's officiële start met Roger "Twiggy" Day en Horst Reiner
10 Van der Ven: Het wordt tijd voor de vraag die het meest wordt gesteld aan zeezenderdeejays: hoe stond het met zeeziekte en hoe was het leven aan boord?
  Posé: Toen we voor Scheveningen lagen, ging het nog wel. De tocht met de tender, de MEBO I, naar het zendschip de MEBO II nam maar weing tijd in beslag. De overtocht duurde maximaal twee uur. We verbleven vervolgens veertien dagen op het schip en vervolgens kwamen we voor een weekend, tien dagen of meestal veertien dagen terug aan land. Maar vervolgens lagen we met het zendschip voor lange tijd voor de kust van Clacton — on Sea en toen werd de situatie voor ons totaal anders. We werden nog steeds bevoorraad met de MEBO I, maar de reis naar het zendschip duurde natuurlijk veel langer. Iedere keer, werkelijk iedere keer, tijdens de overtocht heb ik verschrikkelijk moeten overgeven. Als we echter eenmaal op het zendschip waren, was het over. Je raakte je er immers aan gewend dat het schip heen en weer rolde. Als je voor anker lag, was de situatie dus anders. Behalve als je in een storm terecht kwam. Als je dan in de studio aan het werk was, had je niet de mogelijkheid naar de horizon te kijken want er zaten gewoon geen ramen in de studio. Dan was het heel zwaar. Een emmer naast de microfoon stond dan ook niet misplaatst. Ik werd ook steeds weer zeeziek. Tijdens de overtocht, zoals gezegd, was het altijd zwaar. Je kon je dan wel op het dek begeven, wat het wel een beetje lichter maakte omdat je naar de horizon kon kijken. Mij heeft het echter allemaal niet zo mogen baten.
  Links: Edwin Bollier aan boord van de MEBO II

Opeens schiet me nog een andere herinnering te binnen. Op de Galaxy, het eerste zendschip waar ik op vertoefde, kwam op een dag een uitvinder langs die ons een van zijn uitvindingen wilde verkopen. Het ging om een middel tegen zeeziekte, dat tegenwoordig gewoon in de winkel te koop is. Het ging om een echtpaar met een vrouw die haar man totaal adoreerde. Het was een stel met een ecologische inslag. Hun product zou, zo zeiden ze, de maag positief beïnvloeden. Met het middel zou je nooit meer zeeziek worden. Quirini en ik hebben een tijdje met de man zitten praten en hem ook nog gevraagd was voor mooie uitvindingen hij nog meer had gedaan. Toen reageerde de vrouw spontaan: "Weet U, mijn man kan uit stront boter maken." Wij moesten daar enorm om lachen, maar ze zeiden dat we het serieus moesten nemen. "Het enige probleem is dat we de geur maar niet weg krijgen." Tja, dat was 1968.

11 Van der Ven: De snelle wissel van het zendschip van de Hollandse naar de Britse ankerplaats gebeurde, dacht ik, omdat de adverteerders wegbleven ...
  Posé: Ja, dat klopt. We hadden het idee dat mede door de Engelstalige programma's de reclamecontracten wel zouden komen. Dat is echter niet goed gelukt. Daarom viel het besluit om naar de Britse kust te gaan omdat daar de bakermat van de zeezenders lag. Omdat we vervolgens via de FM in een deel van Engeland zouden zijn te ontvangen, zo veronderstelden we, zouden de reclamespots wel automatisch volgen.
Audioclip: "England Here We Come"
  Van der Ven: Klopt het dat RNI's voornaamste concurrent, Radio Veronica, geld heeft betaald aan de eigenaren van RNI om te voorkomen dat er Nederlandstalige programma's zouden worden uitgezonden?
  Posé: Dat is weer een ander verhaal ... Ik heb Bull Verweij leren kennen als een heel aardige man. Hij was het grote voorbeeld voor Edwin Bollier en Erwin Meister, tenminste als het om de Nederlandse radiowereld gaat. Ze hadden mooie studio's in Hilversum en ze namen alle programma's aan land op en hadden een prachtig deejayteam. We zijn daar een aantal dagen op bezoek geweest. Bull Verweij kon vooral erg goed opschieten met Edwin Bollier. Die twee pasten goed bij elkaar en gingen heel vrij met elkaar om.
  Rechts: Duncan Johnson, Roger "Twiggy" Day, Andy Archer en Hannibal"

Voor de Nederlandse adverteerdermarkt wilde Bull Verweij natuurlijk zijn Veronica natuurlijk afschermen. Hij wilde dus niet dat RNI met een Nederlandstalig programma zou komen. En dus hebben ze geld betaald. Dat kwam mooi uit want Meister en Bollier zaten op dat moment op zwart zaad. Verweij heeft toen tegen Bollier gezegd: "Ik geef je een miljoen met jullie schip als onderpand en jullie zenden in ieder geval geen Nederlandstalige programma's uit in de toekomst." Bollier ging akkoord en incasseerde het geld. Het zendschip lag op dat moment nog in de haven van Slikkerveer. In een mistige nacht is er actie ondernomen. Bollier, Brandenberger en Harteveld hebben in een opslag ingebroken en daar de zendbuizen — die daar door Veronica waren opgeslagen — er uit gestolen. Vervolgens zijn ze stiekem op het schip gegaan en hebben ze even stiekem snel de haven verlaten om weer naar internationale wateren te varen. Eerst hebben ze nog een tijd voor Clacton on Sea uitgezonden en niet meer voor de Nederlandse kust. Later kwamen dan toch de Nederlandse deejays en toen werd Bull Verweij heel kriegel. Zoals de meeste lezers weten, heeft Bull Verweij vervolgens opdracht gegeven de MEBO II in brand te steken. Maar toen was ik al niet meer bij het station betrokken. Dat speelde allemaal in het voorjaar van 1971. Zelf ben ik al in mei 1970 naar Radio Luxembourg vertrokken.

12 Van der Ven: In de tijd dat je er werkte heb je aan boord met tal van "grote namen" samengewerkt. Andy Archer, Alan West, Roger "Twiggy" Day, Carl Mitchell, Duncan Johnson, Mark Wesley hadden allen al veel ervaring opgedaan in de tijd dat ze bij de Britse zeezenders werkten. Ze hadden al grote naamsbekendheid opgebouwd bij miljoenen luisteraars. Van dat soort collega's valt zeker veel te leren ...
  Posé: Ja, voortdurend. We hebben ook gezamenlijk programma's gemaakt. Dat ging niet zoals bij normale radiostations. Je kwam dan spontaan de studio's binnen en deed dan gewoon mee met je collega's. Als wij met ons programma bezig waren, deden de Engelsen precies hetzelfde. Mijn Engels was dermate goed, dat ik me met hun kon onderhouden. Ik was nog niet echt een radiopresentator en moest nog het een en ander leren. In het begin deed ik de presentatie net zoals in de discotheek. Ik had nog nooit van het gebruik van jingles gehoord. Wat waren dat eigenlijk? De Engelsen waren er helemaal kapot van en hadden het nodige materiaal meegenomen en ze hebben mij het gebruik ervan bijgebracht. We hebben eigenlijk constant met elkaar over radio gepraat. Duncan Johnson — een magere man van bijna twee meter — zei tegen me met zijn sonore stem: "Hannibal, we moeten je helpen." En dan bracht hij weer tal van nuttige zaken naar voren. Dan had je Roger "Twiggy" Day, een heel magere knaap die constant bezig was en soms gezellig op de tafel kwam zitten om met me te praten. Tijdens zijn programma kon hij ook nooit stilzitten. Je hoefde enkel naar ze te luisteren om te kunnen constateren dat ze heel professioneel radio maakten en dat ze al de nodige ervaring hadden opgedaan.
Audioclip: Carl Mitchell presenteert zijn programma op RNI
  Links: Horst Reiner

Als je nog maar 22 jaar oud bent, ben je ook altijd nieuwsgierig. Wat je dan doet is als het ware afkijken van wat anderen doen. Dat is me later ook van nut geweest bij Radio Luxembourg en de WDR. Op die manier leer je dus professioneel te werken. Toen ik in 1974 bij de WDR begon te werken was er een nieuw jongerenprogramma, genaamd "Radiothek" en ik werd een van de zes presentatoren. Daar werd eigenlijk een beetje op de RNI-manier gepresenteerd; alle titels kwamen voorbij en bovendien werd er het nodige over de artiesten verteld. Bij Radio Luxembourg lag het geheel anders. We moesten ons daar veel meer met bepaalde thema's bezighouden en in de nachtelijke uren kwam het er zelfs op neer dat we helemaal geen platen aan- en afkondigden maar moesten proberen met het aangegeven thema de luisteraars bij de les en dus aan de radio gekluisterd te houden. Dat betekende: hoe attractiever het thema des te beter de luisteraars bleef hangen. De collega's bij de WDR keken zich de ogen uit het hoofd, toen ze zagen hoe ik bezig was. Ik heb ze alles verteld over "format radio." Daar had ook ik, voordat ik bij RNI aan de slag ging, nog nooit van gehoord. Roger Day heeft me er alles over geleerd en hij vertelde destijds dat hij het zelf weer had meegenomen van Radio Caroline, waar hij in 1966 aan de slag ging. Hij zei me dat ik op die manier zou moeten werken, want met "format radio" krijg je de meeste luisteraars, die ook nog eens blijven hangen bij je programma.

  Gedurende de twaalf jaren dat ik binnen de radio en televisiewereld actief ben geweest, heb ik altijd grip gehad om de keuze van de muziek. Bij RNI was dat heel eenvoudig: ik nam gewoon de door mijzelf gekozen platen mee naar de studio. Daarbij zat groot aantal platen die we zelf naar het schip hadden meegenomen. Toentertijd zijn we met twee deejays naar de verschillende platenmaatschappijen in de Duitse bondsstaten gegaan en we hebben daar om proefpersingen gevraagd, zodat we de nodige platen aan boord zouden hebben. Bij Radio Luxembourg was dat allemaal totaal anders geregeld. Daar werd men als het ware overspoeld met platen die door de diverse maatschappijen werden aangeboden. Ook hier had iedere presentator de vrijheid zijn eigen muziek uit te zoeken, maar daar stond tegenover dat de programmaleiding altijd het recht bleef houden in te grijpen. Overdag was er een vaste regel dat niet meer dan twintig procent van de te draaien muziek Engelstalig mocht zijn. Bij RNI was hier totaal geen sprake van. Bij de WDR was het ook eenvoudiger geregeld. Daar bestond een duidelijke scheiding tussen muziekkeuze en de presentator. Daar waren dus twee mensen voor een programma verantwoordelijk. Als het erop aankwam werd het vaak toch in de handen van één persoon gelegd. Wat mezelf betreft, was ik tijdens mijn WDR-periode zowel verantwoordelijk voor de presentatie als de muziekkeuze voor de programma's waarbij ik betrokken was.
13 Rechts: Carl Mitchell

Van der Ven: De geschiedenis van RNI kent een unieke gebeurtenis. Vaak werd er door de overheid geklaagd dat de zeezenders officiële frequenties stoorden. Bij RNI gebeurde het omgekeerde: de frequenties van het station werd bij voortduring door de Britse overheid gestoord. Om die reden moest de zender regelmatig van frequentie wisselen.

Posé: Ik moet allereerst toegeven dat ik technisch volledig onhandig ben. Ik heb me nooit met dat soort zaken bezig gehouden. Bollier meldde eenvoudigweg dat er weer een andere frequentie moest worden aangekondigd. Je had dan net de oude in je hoofd gekregen, zodat je er niet meer over na hoefde te denken. En dan begon alles weer opnieuw en kon je de nieuwe frequentie weer opschrijven en proberen in je hoofd te krijgen.

Van der Ven: Nu waren de uitzendingen van RNI in het toenmalige West-Duitsland, de DDR, Oostenrijk en Zwitserland niet bijster goed te ontvangen. Hoe waren de reacties van de kant van de luisteraars?

  Posé: Gigantisch, ze kwamen met zakken tegelijk. Van de Duitstalige bevolking kregen we de meeste post uit de DDR, aangezien we daar waarschijnlijk goed te ontvangen waren. Echt, iedere keer was het weer raak. Ook kregen we veel post uit de Scandinavische landen: Denemarken, Zweden en Noorwegen en uit Engeland. Maar dat was eigenlijk pas toen we voor de kust van Engeland verankerd lagen. In die tijd heb ik ook vele uitzendingen in het Engels moeten aankondigen. Natuurlijk was het onzin om via de FM voor de Engelse kust programma's aan te kondigen in het Duits. We hebben toen ook vaak in duovorm, Engelsen en Duitsers, gepresenteerd. In een populariteitspoll van de "Melody Maker" werd mijn naam in 1970 opgenomen in de rij van de tien populairste deejays. Verbijsterend, vond ik, en moet ik daaraan toevoegen, ook fascinerend.
Audioclip: Duncan Johnson presenteert zijn programma op RNI
  Zo over mijn hele radioloopbaan heen bezien heb ik de mooiste gebeurtenis wel meegemaakt bij Radio Luxembourg. Dat was mijn interview met Paul McCartney. McCartney had net zijn tournee gestart met de groep Wings. The Beatles bestonden niet meer en voor hem was het een nieuw begin. Ik wilde hem dolgraag interviewen. Een van zijn concerten vond plaats in Offenburg en dus reed ik daarheen. Het duurde allemaal erg lang en de organisator, Frits Rau, liet niet iedereen binnen. Maar ik ben ervoor gegaan, want ik wilde met alle geweld een interview met McCartney, té gek. Als 14-jarige was ik al kapot van hem en ik kreeg de gelegenheid om een interview met hem te hebben als "Ullrich," zoals ik me destijds bij Radio Luxembourg noemde. Ik ging dus naar zijn kleedkamer en daar zat hij, samen met zijn inmiddels overleden echtgenote Linda. Mijn hand trilde zo erg, dat ik die met de andere hand moest vasthouden zodat de microfoon niet zou trillen tijdens de afname van de interviews. Toen ik eenmaal zat, vroeg Mccartney me wie ik was en dus stelde ik me voor als "Ullrich" van Radio Luxembourg en zei erbij dat ik ook op een zeezender had gewerkt. Hij vroeg meteen welke en ik zei RNI. Hij keek me aan en zei toen meteen: "Dan moet jij "Hannibal the Cannibal" zijn." Een grotere waardering kon ik niet krijgen en vanaf dat moment hebben mijn handen geen seconde meer getrild.
14 Links: Roger "Twiggy" Day

Van der Ven: Wat was eigenlijk de reden van je vertrek bij RNI?

Posé: Wel, de wet tegen de zeezenders was intussen door de Duitse overheid ondertekend.

Van der Ven: Maar je collega Axel was toch ook een Duitser? Hij bleef wel ...

Posé: Ja, ik weet het. Het internationale verdrag tegen de zeezenders was in 1970 al door Duitsland geratificeerd. Ik was Duitser en we hebben na de ondertekening het een en ander overlegd. Ja, hoe heet je dan: mijn deejaynaam was Pascal Posé en in Duitsland kende men mij zeker. Ik werkte in vier grote discotheken en ik kon dus beter een beetje voorzichtig zijn. Na lang overleg kwamen we met het idee de naam Hannibal met daaraan toegevoegd "de kannibaal van Radio Nordsee" te gaan gebruiken. Mijn normale naam was al bekend door mijn betrokkenheid bij het Galaxy project. Tja, en ik was er een beetje flauw van om met de namen te blijven spelen en wist heel precies dat je, na de invoering van de wet, als Duitser tegen een gevangenisstraf van maximaal twee jaren kon aanlopen en daar had ik beslist geen zin in. Dus heb ik vervolgens tegen Edwin Bollier gezegd dat ik liever wilde stoppen, omdat het me allemaal te riskant werd. Wel heb ik hem gevraagd nog een keer met de tender naar het schip te mogen om al mijn meegebrachte grammofoonplaten te kunnen ophalen. Als antwoord kreeg ik van hem te horen dat ik dan maar zelf een schip moest huren om de platen van boord te halen. Het was inmiddels een gigantische stapel met de toenmalige tophits geworden, die ik op die manier kwijtraakte. Wel heb ik vervolgens nog vier weken in de discotheek "Alabama" in Dörpen in de omgeving van Papenburg (Emsland) gewerkt. Dit onder de naam "Hannibal van RNI." Ik heb er gigantisch mee verdiend en kon na vier weken werken een bedrag van 7.000 DM in mijn zak steken. Voor 1970 was dat een gigantisch bedrag.

Audioclip: Een advertentie voor "Toshiba" op RNI met daar doorheen het storingssignaal
  Rond die tijd heb ik dus ook gesolliciteerd bij Radio Luxembourg. Ik werd uitgenodigd voor een stemtest. Ik droeg nog een baard en de programmadirecteur van de Duitse service, Helmut Stoldt, Hoofd Presentatie Frank Elstner en Jochen Pútzenbacher, de latere chef presentatie, voerden het sollicitatiegesprek. Met Frank moest ik een interview afnemen. Met Jochen moest ik een interview afnemen, terwijl hij zich voordeed als een bekende kunstenaar. Na een uur zei Stoldt tegen me dat ik een nieuw schip als onderkomen had gevonden. Kortom, ik had op 1 augustus 1970 een nieuwe baan bij Radio Luxembourg, en wel met vier weken proeftijd. Op de laatste dag van een dergelijke periode werd altijd tegen de nieuwe presentator verteld of hij weg moest of mocht blijven. Natuurlijk een keiharde methode, maar ik had het geluk dat ik mocht blijven. In totaal heb ik er 3,5 jaar gewerkt onder de naam Ullrich. Frank Elstner betreurde het dat ik uiteindelijk wegging. Hij heeft me toen ook gezegd, dat ik hem zeer goed was bevallen en dat ik te allen tijde kon terugkomen als ik een baan nodig had. Ik ben daar niet op ingegaan en dus ook niet teruggekeerd. Vanaf eind 1973 ben ik vervolgens, samen met andere presentatoren, het WDR-programma "Radiothek" gaan presenteren. Op die manier rolde ik de publieke omroep binnen en werkte ik niet alleen voor de WDR maar ook voor de NDR, Radio Bremen, SWF — daar was ik het liefste gebleven want met meer plezier heb ik nergens anders gewerkt — de Hessischer Rundfunk, Radio Stuttgart, DLF en de Deutsche Welle. Alles tezamen zo'n zeven jaar.
15 Rechts: Duncan Johnson en Edwin Bollier

Van der Ven: Ik heb ooit ergens gelezen dat je volop afwisseling had in je werk, want je bent zelfs sportpresentator geweest bij de WDR?

Posé: Ja, dat klopt, samen met Ernst Huberty. Mijn taak was het op een feuilletonachtige manier de sportberichten te brengen. Ik was echter geen sportverslaggever in de klassieke betekenis. Op een dag was ik op bezoek bij de Düsseldorfer EG. Ik moest een verslag maken van de ijshockey-ontmoeting tegen de Kolner Haie. Ik had nog nooit eerder een ijshockey-wedstrijd gezien. Ik heb toen aan een vertegenwoordiger van de club gezegd dat ik een drie minuten durend verslag moest maken en gevraagd of er iemand naast me kon komen zitten om de spelregels uit te leggen. Tijdens de gehele wedstrijd kwam er vervolgens een jeugdtrainer naast me zitten die me de nodige regels heeft uitgelegd. De cameraman en de geluidstechnicus deden hun werk en in de studio gebeurde vervolgens de reportage en met de opgedane wijsheden van de jeugdtrainer heb ik de reportage ingesproken. Zo vertrok ik destijds op het prille pad van de sportverslaggeving.

16 Van der Ven: Je hebt ook op de televisie een aantal programma's gepresenteerd met als voorbeeld "Musik aus Studio B."
  Posé: Ja dat was in 1977. De zanger Curd Jürgens kwam daar langs en de zangeres Paola — tijdens mijn eerder verblijf in Zwitserland had ik Zwitser-Duits geleerd en zij kon mij niet van een echte Zwitser onderscheiden. Verder Miriam Francis, Al Martino en vele anderen. Bij dat programma had je een jaar lang afwisselende presentatoren. Van mezelf kan ik zeggen dat ik beslist geen goede televisiepresentator was. Wel kon ik me erg goed redden als radiopresentator. Televisie was mijn medium niet echt. Alles moest je vooraf uit je hoofd leren, je moest de camera telkens in de gaten houden en echt spontaan doen op de televisie was er in die tijd nog niet bij. Later introduceerde Thomas Gottschalk deze vorm wel op de Duitse televisie. Hem heb ik trouwens eens ontmoet tijdens een concert van de Duitse groep The Scorpions. Hij wilde met alle geweld een interview met de groep, maar de bandleden voelden er niets voor om dat figuur van de Bayerische Rundfunk ter woord te staan. Hij heeft me toen gevraagd te bemiddelen. Ik had als RTL-man totaal geen probleem met de groep en ze kenden me. Ik heb ze toen gevraagd toch ook maar eens met hem te gaan praten. Hij was toen al bijzonder groot en dun — net als ook nu weer — een heel aardig iemand. Op die manier kon je mensen kennen leren, het was een gekke tijd.
  Links: Mark Wesley

Ik heb behalve het programma "Musik in Studio B" ook twee muziekprogramma's met Kurt Edelhagen en zijn orkest mogen presenteren. Die uitzending heette "Musik Extra 3." Uit die tijd heb ik trouwens niets tastbaars overgehouden, enkel de platen en de adresboeken maar geen bandopnamen of foto's. Sinds 23 jaar werk ik nu op een heel ander terrein, dat van de persoonlijkheidsontwikkeling. In 1980 ben ik bij de WDR met werken gestopt. Ik kwam een keer in een gesprek met een klant over zijn speciale jazz-verzameling en hij vertelde me dat hij nog geluid en video-opnamen had van programma's met Kurt Edelhagen, waar ik de presentatie van deed. Zo heeft die klant destijds, vijftien jaar na de uitzending, het programma nog voor me gekopieerd. Eindelijk kon ik mijn kinderen eens laten zien hoe hun vader er destijds uitzag. Die hebben slechts gelachen en "stuitend" geroepen. Een leuke herinnering.

17 Van der Ven: Samenvattend waren dat twaalf interessante jaren bij verschillende stations met een hele reeks aan ervaringen binnen het journalistieke bereik. Een persoon, van wie men bij elk station zou zeggen: die willen we er graag bij hebben. Dan blijft toch de vraag opkomen waarom je er eigenlijk mee bent gestopt?
  Posé: Dat is iets dat bij mij een bittere nasmaak heeft achtergelaten en ik heb er tot nu toe niet in het openbaar over gesproken. Ik kan er nu wel wat meer over zeggen. Bij de WDR had je naast de mensen met een vaste dienstbetrekking ook een grote groep freelancers die een soort van vaste plek hadden en een aantal programma's presenteerden en ook aan vaste regels waren gebonden. Op een bepaald moment, toen het financieel slecht ging met de WDR, wilde de leiding af van de contracten met de langdurig aanwezige freelancers.
Audioclip: Andy Archer presenteert zijn programma op RNI
  Toentertijd had ik een mooi idee, ik heb namelijk MTV uitgevonden. Niemand gelooft dat meer, maar ik was het die het eerst met dat idee kwam. Niemand wilde er echter iets mee doen. Ik heb daar echt lang mee rondgelopen en op een bepaald moment sprak ik met Rolf Spinnrads, voor wie ik het programma "WDR Platenküche" heb geregisseerd. Voor dat programma regelde ik ook de artiesten. Ze wilden een goedkoop programma maken en ik heb ze verteld hoe ze dat konden doen. Ik stelde voor om de programmering van Radio 1 over te zetten naar de televisie. We kopen gewoon een partij videoclips, zei ik, en laten die op het scherm zien. De presentator zit in de studio met om zich heen een paar filmblikken. Verder is er een regisseur en een camera die op afstand wordt bediend en klaar is Kees. Dat kostte bijna geen geld en je had verder ook geen decoratie of wat dan ook over. Spinnrads zei echter dat we de artiesten erbij moesten halen en iets meer moesten produceren omdat we anders de rechten op het uitzenden van de banden zouden verliezen.
  Rechts: Alan West

Ik heb toen gezegd, dat ik het een en ander zou gaan regelen en ik heb alle platenmaatschappijen afgebeld. Uiteindelijk had ik alle rechten voor de Duitse markt voor de videoclips in handen. Tenminste, dat dacht ik. Ik had de contracten in handen en ging naar Rolf Spinnrads. Hij leeft helaas niet meer en heeft destijds ook Hape Kerkeling en de Otto ontdekt. Hij was een heel innovatieve redacteur. Ik zei: "Kijk eens, ik heb alles, wij kunnen beginnen." Maar hij zei: "Dan ben ik als redacteur en regisseur eigenlijk overbodig, dat wordt niets op die manier. Ik wil een grote show, en de artiesten moeten daarbij aanwezig zijn. Ik wil 's avonds gewoon met hen uit gaan eten ..." Ik weer: "Maar dat hoef je toch allemaal niet te doen." Hoe het ook zij, hij heeft het gewoon niet gedaan. Toen ben ik naar de Hessische Omroep getogen — ik had daar heel goede contacten — en ik heb hen het concept voorgelegd. Ze kwamen toen met het antwoord: "Het format is niet modern, dat is radio op de televisie, zoiets doet geen mens." Dat was in 1976. Vijf jaar later, dus in 1981, was het dé hit. Maar goed, dat was eventjes een verhaal tussendoor.

18 Van der Ven: Ja, nu heb je nog niet vertelt waarom je bent gestopt ...
  Posé: Dat is relatief snel verteld. Er waren dus van die "vaste vrije medewerkers" bij de WDR en die wilde van de freelance medewerkers af. Die laatsten brachten de omroepen voor de rechter en ze wonnen het proces. Ik heb vervolgens ook een proces tegen de WDR aangespannen. Dat was wel gek, ook in de ogen van mijn collega's. Uiteindelijk heb ik wel een fout gemaakt. In eerste instantie werd de volgende rechterlijke uitspraak getroffen: "De persoon in kwestie dient in vast dienstverband aangenomen te worden — in de omvang van uren waarin hij momenteel werkzaam is en met het salaris dat hij momenteel verdient." Dat was een sensatie, dat kreeg niemand. Men kon bij de WDR als vaste omroeppresentator 7.000 tot 8.000 DM verdienen — best wel veel geld. Maar ik werkte alleen maar op maandag (Radiothek), op dinsdag middag twee uur, verder had ik nog een rock-n'roll-programma van een of twee uur — per week werkte ik dus gemiddeld zes uur. Dat moest je wel voorbereiden, maar als je twintig jaar in de business bent, wat ga je dan nog voorbereiden? Dat is zo klaar. De voorbereiding van een programma duurt een half uur. Dus je kan zeggen dat ik circa negen uur per week in de weer was.
  Links: Horst Reiner mit Roger "Twiggy" Day

Voor die negen uur ontving ik een kleine 15.000 DM. Zo bracht een uur werken tenminste 400 DM aan salaris voor een freelancer op. Dus omgezet kwam de uitspraak op het volgende neer: "Ik kreeg een vast dienstverband van zes uur en darvoor maar liefst 15.000 DM per week ..." De WDR ging in tweede instantie in beroep bij het Oberlandesgericht — en ik won opnieuw. Vervolgens kwam het Bundesarbeitsgericht om de hoek. Wij waren daar met een advocaat en de rechter in haar mooie rode toga zei: "Ja, wij zullen wel een oordeel in uw zaak uitspreken — maar wil je dat eigenlijk?" Ik keek mijn advocaat aan, en de rechter voegde er nog aan toe: "U kunt de aanklacht nog terugtrekken, u verliest uw recht op een uitkering toch niet." Mijn advocaat vroeg mij wat ik wilde en — ik was blijkbaar echt een idioot — ik zei: "Ik wil mogen werken. Mij gaat het niet om een vast dienstverband, ik wil graag werken." Dus stelde mijn advocaat voor: "Dan trekken wij de klacht terug." Ik, idioot, had het oordeel moeten aanvaarden en had tegen de WDR moeten zeggen: "Ik heb hier mijn vette rechterlijke uitspraak!" Daarop wachtten ook veel van mijn collega's. Als de uitspraak van het Bundesarbeitgericht was bevestigd, hadden wij allemaal een aanklacht ingediend om een vast dienstverband te krijgen en dat voor zoveel geld. Dat zou sensationeel zijn geweest, want ik verdiende misschien meer dan de directeur. Dat was wel gek. En ik, idioot als ik was, ik trok de aanklacht terug en heb toen aan de WDR geschreven: "Ik wil alleen maar werken." Zij hebben toen gezegd: "Heerlijk," en ik mocht weer aan de slag.

Audioclip: Axel presenteert zijn programma op RNI
  En toen kwam de tweede fase van 1980. Er kwam een golf aan ontslagen van losse medewerkers. Mijn redakteur durfte het niet aan om mij nog langer in dienst te houden. Toen heeft mijn redacteur me dan ook ontslagen. Hij vertelde me dat het voor mij afgelopen was en dat ik op 31 december kon inpakken en wegwezen. Ik was zeven jaar in dienst geweest bij de WDR en ik heb dan ook om een afspraak gevraagd bij de programmadirecteur Manfred Jenke. Hij heeft me echter geen ruimte voor een gesprek geboden, omdat hij niets meer met me te maken wenste te hebben. En dus heb ik op Oudejaarsdag 1980 mijn laatste uitzending bij de WDR gedaan. Vervolgens heb ik nog een rechtszaak moeten voeren. De vrouwelijke rechter bij de Staats Arbeidsrechtbank had me immers toegezegd dat ik mijn rechten zou behouden op mijn sociale verzekeringen. Eerst werd er totaal niet meegewerkt, De rechter daar vroeg zich af wat die kerel eigenlijk wel niet wilde, mede omdat hij zijn klacht eerder had ingetrokken. Met mijn besluit om mijn aanklacht in te trekken, heb ik dus duidelijk de verkeerde beslissing genomen.
19 Rechts: Hannibal

Van der Ven: Maar je bleef wel consequent en bent niet meer in de omroepwereld terug gekeerd?

Posé: Ja, want ik had geluk. Ik had altijd wel contacten en contracten. Ik heb bijvoorbeeld vele jaren de historische jaarmarkten voor Harry Owens georganiseerd, de man die later het circus "Salomé" had. Ik was ook bevriend met Bernard Paul van het circus "Roncalli". Ik heb hem ooit geholpen en dat is de simpele reden waarom zijn circus nu nog steeds bestaat. Hij is mij overigens nog een heleboel geld verschuldigd. Hij zal mij het geld nooit terugbetalen, maar hij is het mij toch schuldig. Destijds zei hij namelijk: "Ulf, ik heb geld nodig!" Ik was een bekende omroeppresentator en heb beloofd hem te helpen. "Okay," zei Bernhard Paul, "jij krijgt twaalf procent provisie als je me sponsoren bezorgt." Toen ben ik op Günter Hill, de baas van Samson Tabak (Niemeyer-Oldenkott), afgestapt. Hij kende mij goed en ik heb tegen hem gezegd: "Die Bernhard Paul, die vroeger met André Heller dat circus had, wil in Keulen een nieuw circus "Roncalli" openen. Willen jullie hem niet sponsoren?" Hij antwoordde: "Meneer Posé, als u het zegt, dan is het vast een goede zaak. Dan moet het wel goed wezen. In noodgevallen halen we daarvoor zelfs geld uit de lopende relening." Bernhard Paul heeft, tenminste zover ik weet, over twaalf jaar van Niemeyer-Oldenkott meerdere miljoenen marken aan sponsorgelden ontvangen. Hij heeft mij evenwel nooit die twaalf procent betaald. Was hij zijn afspraak nagekomen, dan was ik nu een rijk man geweest. Maar goed, sommige dingen lopen ook wel eens verkeerd in het leven.

  Ik ben toen heel iets anders gaan doen. Twee jaar voor mijn vertrek bij de WDR hoorde ik van een van de presentatoren op een beurs voor het eerst van "trainingsseminars." Een klant stuurde mij naar Zwitserland naar een trainer en zei: "Gaat u dat eens een keer bekijken." Ik antwoordde: "Wat moet ik daar? Daarvoor moet je mij wel betalen." Ik heb toen zelfs een vergoeding ontvangen voor de deelname aan zo'n seminar. En ik heb toen ook een beurs gepresenteerd, die IBA'78 of iets dergelijks heette. Ik vond dat fascinerend. Daar kon je nog iets leren. Toen had ik al het idee dat zoiets een alternatief zou kunnen worden voor mijn omroepwerk. Dat was dus in 1978.
20 Links: Ullrich van Radio Luxembourg

Van der Ven: En daar ben je later dus op doorgegaan ...

Posé: Inderdaad. Twee jaar later stond ik dus op straat en heb ik me laten opleiden voor mijn nieuwe beroep. Ik heb al mijn geld geïnvesteerd en ging vervolgens failliet. Mijn eerste huwelijk liep stuk, want mijn vrouw zei: "Je bent wel gek, je gaat ons mooie sociale leventje riskeren." We hadden ook een leuk leventje met veel privileges. Voordat ik in de problemen kwam, heb ik bijvoorbeeld nooit entree hoeven te betalen voor de Phillipshalle in Düsseldorf. Als ik daar voor reed, zeiden ze al: "Dat is Ulf Posé van de WDR — die mag hier gewoon naar binnen." Ik had geen backstage-kaart nodig, de beveiliging wist wie ik was. Dat waren ongelofelijke privileges, die wilde mijn vrouw niet verliezen. Daarom is ze van mij gescheiden. Ik was dus mijn baan kwijt bij de omroep, ik was failliet, de banken trokken mijn cheques in, dreigden met een opheffing van mijn bankrekening en mijn auto was weg. Ik heb in die tijd regelmatig de auto van mijn zwager moeten lenen. En toen ben ik na twee en een half jaar opleiding als trainer begonnen. "Hier ben ik dan," zei ik tegen mijn eerste klanten, die mij vroegen: "Voor wie heb jij allemaal al gewerkt?" Ik antwoordde: "U mag de eerste zijn ..." "Nee," zeiden ze toen, "wij zijn toch liever de tweede."

  Zo heb ik twee jaar honger moeten lijden. Maar, maak je geen zorgen, niemand hoefde voor mij te collecteren. Vandaag de dag heb ik wel veel meer schulden dan vroeger, maar ik kan die ook beter financieren dan toen. Met mij gaat het dus goed. Ik ben sinds achttien jaar weer getrouwd en ik heb drie zonen — een uit mijn eerste en twee uit mijn tweede huwelijk. Die jongens zijn nu 25, 16 en 14 jaar oud. Mijn tweede vrouw heeft mij in de "ellende" leren kennen. Ze was studente aan de textielvakschool in Mönchengladbach, een beeldschone meid. Ik ben op haar ogen en op haar aard gevallen. Zij was pas 22 jaar toen zij die gesjeesde omroeppersoon leerde kennen, maar ze heeft het wel met hem volgehouden. Dat vind ik geweldig! Ik ben dus in 1980 begonnen als persoonlijkheidsontwikkelaar. In die functie begeleid ik tot op heden verschillende firma's en bedrijven bij vragen zoals: "Hoe kunnen wij de bedrijfsdoelen realiseren met enerzijds minimale inspanning realiseren en anderzijds tegelijk een verantwoordingsbewuste en menselijke "met-elkaar-cultuur" in ons bedrijf cultiveren?" Ik zit tegenwoordig in Jesteburg bij de TÜV Noord en probeer leidinggevenden in het kader van hun verantwoordelijkheid als leidinggevende, dat betekent met verantwoordelijkheidsgevoel, met het bedrijf en hun medewerkers om te leren gaan.
21 Rechts: Ulf Posé op de Radiodag in Erkrath (September 2003)

Van der Ven: De informatie was interessant en je hebt openhartig gesproken. Daarvoor wil ik je van harte danken. Mede namens het publiek heb ik ook nog iets voor je meegenomen: een Audio-CD met fragmenten van de Hannibal-programma's uit 1970.

Posé: Dat is prachtig. Tot voor kort had ik niks uit die jaren. Ik had enkel een paar oude foto-albums en verder niets. Van jullie had ik al de allereerste opnamen van mijn RNI-tijd gekregen. Prachtig.

   
Previous
  Deze tekst is de vertaling van een eerdere, Duitstalige publicatie in dit tijdschrift, zie: Martin van der Ven (2003), "Spaß! Sie hatten einen irren Spaß daran. Ein Gespräch mit Ulf D. Posé über seine Rundfunkkarriere". Enkele korte passages werden op 26 april 2010 geschrapt.
  2004 © Soundscapes