Logo  
  | home   authors | new | about | newsfeed | print |  
volume 12
mei 2009

Het dagelijkse kwartiertje van Radio Oranje

 





  Bespreking van:
  • Onno Sinke (2009), Verzet vanuit de verte. De behoedzame koers van Radio Oranje. Amsterdam: Augustus (ISBN 9789045702575; 240 pagina's; geïllustreerd)
door Hans Knot
Previous
  Als je de bekende verhalen leest over de Tweede Wereldoorlog, denk je al snel dat de hele Nederlandse bevolking in die zware tijden de radio afstemde op Radio Oranje, het station dat de regering in ballingschap vanuit Londen bestierde. Die mythe is nu kundig doorgeprikt door de historicus Onno Sinke. Hans Knot las diens proefschrift en vat de belangrijkste conclusies samen.
 
1 Een beetje zendtijd van de BBC. Vrij spoedig na het begin van de Tweede Wereldoorlog, op 4 juli 1940, werden de publieke omroepen onder gezag van de Duitse bezetters gesteld en werden er strenge regels uitgevaardigd over wat zij wel en niet mochten uitzenden. Bijna gelijktijdig bedacht dat deel van de Nederlandse regering in ballingschap dat zich een zetel had veroverd in het hartje van de Britse hoofdstad, dat een eigen radiostation een geschikt middel kon zijn om de bevolking in Nederland te bereiken. Men zocht daartoe contact met de BBC. De leiding van de Britse nationale omroep was bereid om specifieke zendtijd ter beschikking te stellen voor het brengen van informatie aan de bevolking van het bezette Nederland. Dit ondermeer met het doel om de door de Duitse bezetter gebrachte propaganda te ondermijnen. Dat station werd Radio Oranje, dat voor het eerst op 28 juni 1940 te horen was. Via Radio Oranje werden in de beginperiode vooral toespraken — die van Koningin Wilhelmina zijn alom bekend — uitgezonden. Denk niet dat het woord radio betekende dat er vierentwintig uur per etmaal werd uitgezonden. Nee, het ging slechts om een kwartier beschikbaar gestelde zendtijd per etmaal.
  Naar de manier waarop de regering in ballingschap Radio Oranje dacht te kunnen gebruiken en de vraag in hoeverre zij in die doelstellingen slaagde is verrassend genoeg niet eerder uitgebreid onderzoek gedaan. Daar is nu verandering in gebracht. In Groningen promoveerde namelijk onlangs de in 1978 geboren Onno Sinke op het proefschrift Verzet vanuit de verte. De behoedzame koers van Radio Oranje. Eerder studeerde Sinke af aan de Universiteit van Amsterdam bij de Afdeling Geschiedenis, waar hij voor zijn afstudeerproject "de journalistieke kwaliteit van Radio Oranje" onder de loep nam. Het resultaat bleek van een hoog niveau en de scriptie werd genomineerd voor de Nationale Scriptieprijs van het jaar 2004. Sinke bleek na zijn afstuderen niet van plan te gaan stilzitten en besloot zich, met ondersteuning van de Stichting Democratie en Media en via het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, verder te verdiepen in het gehele gebeuren rond Radio Oranje.
2 Beperkte deskundigheid. Op basis van dagboeken en rapporten van verschillende instanties ging Sinke na hoe de luisteraars in Nederland reageerden op de uitzendingen van Radio Oranje. En passant werd zo ondermeer duidelijk wat de mogelijkheden en de grenzen waren van propaganda tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sinke concludeert ondermeer dat de programmamakers van Radio Oranje er tijdens de Tweede Wereldoorlog nauwelijks in slaagden hun stempel te drukken op de houding van de bevolking in bezet Nederland. Ondermeer hierdoor was de inhoud van de programma's van Radio Oranje niet van doorslaggevend belang voor het verzet tegen de Duitsers, maar versterkte het hoogstens eventueel al aanwezig verzet.
  Sinke ging verder na wat de opdrachten waren van de regeringsomroep. Aan de hand van uitgebreid archiefonderzoek, ondermeer in Nederland en Engeland, beschrijft hij hoe vooral de eerste, nog onervaren medewerkers — waaronder ook de latere historicus Lou de Jong — worstelden met de uitvoering van hun taak. Echte ervaren radiomakers waren in Londen niet voorhanden en dus werd er een aantal mensen gerekruteerd waarvan men aannam dat ze in staat waren de voor die tijd gebruikelijke vorm van radio te maken. Maar al vrij snel bleek dat er tal van obstructies waren. Ondermeer liep men tegen ministers aan die hun invloed wilden laten gelden. Medewerking vanuit bezet gebied was, vanwege gebrekkige verbindingen met het moederland, vaak onmogelijk. Ook moesten de radiomakers van Radio Oranje behoedzaam omgaan met alles wat leek op aanmoediging van het verzet in Nederland; dit mede gezien het eerder gemelde gebrek aan eerlijke informatie vanuit bezet gebied. Voeg daaraan toe dat men tevens te maken had met botsende karakters binnen het team van programmamakers en de censuur die van bovenaf plaatsvond op de uit te zenden teksten, en dan is het snel begrijpelijk dat er de uitzendingen bepaald geen samenhangend programmering lieten zien.
  Het is opmerkelijk dat juist de 31-jarige Sinke onderzoek naar dit stuk verleden uit de Nederlandse radiogeschiedenis heeft gedaan. Hij is duidelijk te jong om ooit een directe uitzending van Radio Oranje te hebben beleefd en dient het dus te hebben van de verhalen van derden, zeg maar uit de overlevering. Hij vermeldt dan ook dat zijn beeld van de oorlog in zijn jeugdjaren vooral gevormd werd door de verhalen uit spannende jongensboeken als Engelandvaarders en Reis door de nacht. Thuis werd er nooit over de oorlog gesproken. Pas later, tijdens zijn middelbare schooltijd, bleek waarom er thuis werd gezwegen over die wrede periode. Het bleek dat zijn moeder als klein meisje liefst drie jaar in een Jappenkamp had doorgebracht en dat zijn grootvader door de Kempeitai, de beruchte Japanse geheime politie, gevangen was genomen en uiteindelijk was onthoofd. Deze bekentenissen en de daaropvolgende ware verhalen over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog wekten zijn fascinatie voor de periode 1940-1945 en waren voor Sinke reden genoeg om het functioneren van Radio Oranje, als spreekbuis van de Nederlandse regering, als onderwerp voor zijn onderzoek te nemen.
  Zelf hoor ik tot de generatie van de babyboomers van wie de geboortedatum dichter bij de Tweede Wereldoorlog ligt. Bij ons thuis, een radiofamilie bij uitstek, werd gedreven verteld over het eigen radio-ontvangtoestel waarnaar destijds, ondanks het verbod van de bezetters, werd geluisterd. Het was enkel toegestaan om naar de Radiodistributie luisteren, die compleet door de Duitsers werd gecontroleerd. Om dat te omzeilen was er ergens in huis een echte radioontvanger verstopt. Hierdoor kon worden afgestemd op die stations die niet door de bezetter opgelegd waren via de Radiodistributie. Ik heb de laatste dagen veel nagedacht of in de verhalen die me thuis zijn verteld over het luistergedrag van mijn ouders tijdens de oorlog, de naam Radio Oranje ooit daadwerkelijk is genoemd. Hoe goed ik ook nadacht, ik kon me niet herinneren dat die naam ooit was gevallen. Sterker nog is het gegeven dat het verbod op het bezitten van een radio-ontvangtoestel pas halverwege de Tweede Wereldoorlog werd ingevoerd en mij pas als zodanig bekend werd toen ik er later over begon te lezen.
3 Een mythe doorgeprikt. Niet alleen de beperkte zendtijd en de gebrekkige deskundigheid en organisatie speelden Radio Oranje parten. Ook het aantal bereikte luisteraars lag niet hoog, lang niet zo hoog in ieder geval als vaak wordt gesuggereerd. Vaak wordt gesteld dat de uitzendingen van Radio Oranje van enorm belang zijn geweest voor de Nederlanders in bezet gebied. Als snel volgt dan de suggestie dat velen luisterden naar het station. Als zoiets wordt verteld en herverteld denk je automatisch aan een autonoom draaiend radiostation, terwijl je er veel later achter komt dat het gaat om gedurende korte periode per etmaal beschikbaar gestelde zendtijd. De zinsnede "velen luisterden naar Radio Oranje" werd in de overlevering al vrij snel omgezet in "heel veel mensen luisterden" en veranderde vervolgens via "praktisch iedereen" in "iedereen luisterde." Hierbij is duidelijk sprake van het psychologisch mechanisme van de mythevorming dat overgeleverde levensverhalen vaak onbetrouwbaar maakt. Door het spanningselement achter het verhaal worden de resultaten, in dit geval het aantal luisteraars dat afstemde op Radio Oranje, alsmaar groter en groter, om vandaar op te lopen tot groots.
  Nederland telde, tijdens de Tweede Wereldoorlog, ongeveer negen miljoen inwoners. De radio was destijds dan wel een belangrijk medium, maar lang niet iedereen beschikte over een ontvangsttoestel vanwege de hoge kosten die daar aan waren verbonden. Sinke heeft het in zijn proefschrift over een aantal van 1.025.000 radiotoestellen en 411.720 radiodistributietoestellen, geregistreerd in januari 1940 — dat is een verhouding van een radiotoestel op zes personen. Een schema afkomstig van documenten van de Archiefbeschrijving van de Nederlandsche PTT geeft aan dat de aantallen tijdens de Tweede Wereldoorlog aanvankelijk nog toenamen. Maar, na de afkondiging van de Duitse bezetters in 1943 van het verbod op het in het bezit hebben van een eigen ontvangsttoestel, veranderden deze cijfers aanzienlijk. Wel werden er vele toestellen aangegeven als zijnde "niet meer beschikbaar." Met deze gegevens in gedachte blijft dan snel al weinig meer heel van de gedachte dat iedereen in bezet gebied luisterde of zelfs kon luisteren naar de uitzendingen van Radio Oranje.
  Niet alleen het beperkte bereik speelde een rol bij de beperkte effectiviteit van Radio Oranje. De omroep had ondermeer als belangrijke taak het bestrijden van de Duitse propaganda, het stimuleren van het geloof in de bevrijding van Nederland en het aanmoedigen van het verzet tegen de Duitse bezetter. De programmamakers waren, zo concludeert Sinke, hierin niet bijzonder effectief. Gedurende de gehele Tweede Wereldoorlog ging Radio Oranje zeer voorzichtig te werk. Sinke ontdekte in zijn onderzoek dat dit deels gebeurde op aansporen van koningin Wilhelmina, die vreesde voor Duitse represailles. Ook met betrekking tot de Jodenvervolging gaf Radio Oranje — net als bij andere ontwikkelingen — nauwelijks instructies aan de bevolking. Tijdens de uitzendingen werd slechts in bijzinnen naar het lot van Joodse Nederlanders verwezen. De redactie van Radio Oranje was vooral gedurende de eerste oorlogsjaren klein en onervaren. Men moest het doen zonder echte radiomakers en aanvankelijk hield de Nederlandse regering in ballingschap nauw toezicht op de uitzendingen. Liefst vier ministers waren belast met de controle van de uitzendingen.
4 Een ereplek. Na de fusie met Radio De Brandaris, een "radiostation" dat in 1941 was opgericht om Nederlandse zeelieden te informeren en dat voor de ochtenduren zendtijd van de BBC had verkregen, professionaliseerde de organisatie en werd de toon van het radiostation strijdvaardiger. Dit brengt me tot de enige punt van verwarring dat me in Sinke's proefschrift opviel. Voor het samengaan van Radio Oranje met Radio De Brandaris noemt hij namelijk twee verschillende data, te weten november 1942 (pagina 126) en mei 1943 (pagina 123).
  Voor de rest heb ik geen enkele oneffenheid gevonden in Sinke's proefschrift. Tijdens het lezen heb ik, zonder dat de charme van de overlevering teniet werd gedaan, zeer veel bijgeleerd over wat er tijdens de periode van de Tweede Wereldoorlog op radiogebied is geschied. Tot nu toe stonden twee boeken vooraan in mijn boekenkast, klaar om gepakt te worden als ik iets wilde naslaan over de geschiedenis van de radio gedurende de Tweede Wereldoorlog: het in 1974 door Dick Verkijk geschreven Radio Hilversum, 1940-1945 en het in 1988 door Greta Boon geschreven De Belgische Radio-Omroep tijdens de Tweede Wereldoorlog. De publicatie van Onno Sinke krijgt van mij een ereplekje naast die twee publicaties — aanbevolen literatuur dus. Uitgeverij Augustus heeft een handelseditie van het proefschrift uitgebracht voor de schappelijke prijs van 19.90 euro.
   
Previous
  2009 © Soundscapes